Hamilton C1
De lay-out van het scherm van de Hamilton C1 en MR1 komt overeen en alle knoppen zijn hetzelfde.
De Hamilton C1 machine gebruiken we op 4 kamers. Deze machine kan gebruikt worden voor zowel gecontroleerde beademing als NIV en Hiflow. Deze machine bevat een turbine, waardoor een persluchtaansluiting vervalt. Hierbij hoeft alleen zuurstof aangesloten te worden. De machine genereert zelf de perslucht.
De Hamilton C1 wordt gebruikt op de bijgeleverde trolley. Op deze trolley wordt onder de machine, de H900 bevochtiger bevestigd.
- Alarmlamp (rood = hoge prioriteit, geel = medium of lage prioriteit)
- Touch screen (geeft toegang tot meetwaarden en instellingen)
- Power/stand by knop Hiermee zet je de ventilator aan, uit of standby
- Accu oplaad indicator vol = accu volledig opgeladen. Knipperend = accu laadt op
- Dag/nacht knop wissel tussen dag en nacht display instellingen
Screen lock/unlock knop Voorkomt ongewenste wijzigingen van instellingen - Inspiration hold Tijdens het indrukken van deze knop wordt de inspiratie vastgehouden. Dit maakt het mogelijk om een plateaudruk te meten
O2 teugen Geef 100% zuurstof gedurende 2 minuten. Druk de knop een tweede keer in om te stoppen. - Printscreen Bewaar een printscreen van het huidige ventilator screen
Verneveling aan/uit - Alarm/stilte knop
- Draai/druk knop. Gebruik deze knop om te selecteren en aan te passen van de ventilator instellingen
- Onderzijde
- Inspiratiepoort (naar patiënt toe)
- Expiratiepoort (van patiënt af)
- Expiratieklep
- Flowsensor connectie
- Inspiratie-en expiratiecircuit in elkaar
- CO2 cuvette
- Flowsensor
De expiratieklep wordt op dezelfde manier bevestigd als de expiratieklep bij de C6. Deze wordt geplaatst door hem met de klok mee vast te draaien. Het gaat hierbij om een re-usable expiratieklep die aan de CSA aangeboden dient te worden en hergebruikt wordt.
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- Tube
- Gesloten uitzuigsysteem
- Swivel
- Aeroneb (bij C6) of MDI vernevelstukje (Bij C1)
- Flowsensor
- CO2 cuvette
- H900 Beademingscircuit
- Expiratiefilter
- Expiratieklep
- Beademingsmachine
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- Tube
- Gesloten uitzuigsysteem
- Swivel
- Aeroneb (bij C6) of MDI vernevelstukje (Bij C1)
- HME filter
- Flowsensor
- CO2 cuvette
- Beademingscircuit (niet-bevochtigd)
- Expiratiefilter
- Expiratieklep
- Beademingsmachine
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- NIV-masker
- Swivel
- Aeroneb (bij C6) of MDI vernevelstukje (Bij C1)
- Flowsensor
- H900 beademingscircuit
- Expiratiefilter
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- Neusbril
- Koppelstukje NIV
- Aeroneb (bij C6) of MDI vernevelstukje (Bij C1)
- H900 beademingscircuit
- Expiratiefilter
Bij kinderen streven we naar een teugvolume van 6-10 ml/kg (gewogen gewicht!). Bij het instellen van de beademingsmachine wordt altijd gevraagd om lengte en geslacht, voor de berekening van het ideaal lichaamsgewicht. LET OP! Bij kinderen onder de 18 jaar en onder de 80kg wordt het teugvolume gebaseerd op gewogen gewicht. Dit houdt in dat je bij het instellen van de beademingsmachine het gewogen gewicht wil instellen. Kies daarom een lengte die past bij het gewogen lichaamsgewicht.
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- Tube
- Elbow swivel met mogelijkheid voor brochiaal toilet
- Flowsensor
- CO2 cuvette
- Mini HME-filter (kunstneus, 75 – 250ml)
- Beademingscircuit voor volwassenen
- Expiratiefilter
Volgorde van patiënt naar beademingsmachine
- Tube
- Elbow met uitzuigstukje
- Flowsensor
- CO2 cuvette
- Micro HME filter (kunstneus)
- Beademingscircuit voor kinderen, 15 mm diameter slangen
- Expiratiefilter
Druk | De piekdruk (ppeak). Als de hoge druklimiet is bereikt of het apparaat de lage druk-limiet niet kan bereiken wordt een alarm met hoge prioriteit gegeven. Als de toegediende druk gelijk is aan de ingestelde alarmgrens van de druk, breekt het apparaat de ademteug af en vermindert het de druk tot het PEEP-niveau. |
Exp MinVol | Laag en hoog expiratie-minuutvolume. Als een van de limieten wordt bereikt, wordt er een alarm met hoge prioriteit gegenereerd. |
Ftotaal | Ademhalingsfrequentie (fTotaal). Als een van de limieten wordt bereikt, wordt er een alarm met gemiddelde prioriteit gegenereerd. |
Vt | Teugvolume. Wanneer de toegediende Vt meer dan 1.5 maal de ingestelde bovenste Vt-alarmlimiet is, wordt het alarm ‘Vt hoog-limiet, inspiratie gestopt’ gegenereerd. |
Apneutijd | De maximumtijd die is toegestaan van het begin van een inspiratie tot het begin van de volgende inspiratie. Als de patiënt gedurende deze tijd geen ademhaling triggert: – Wordt er een alarm met lage prioriteit gegeven als Apneu back-up is ingeschakeld. Vervolgens begint Apneu back-up. – Wordt er een alarm met hoge prioriteit afgegeven als Apneu back-up uitgeschakeld is. |
PetCO2 | Lage en hoge bewaakte petCO2. Als een van deze limieten wordt bereikt, wordt er een alarm met gemiddelde prioriteit gegenereerd. |
Hamilton | Maquet Servo-I |
(S)CMV / (S)CMV+ | VC |
P-CMV+ | PC |
SIMV | SIMV (VC) / PS |
DuoPAP | SIMV (PC) / PS |
SPONT | PS |
APV CMV | PRVC |
APV SIMV | ——— |
ASV & INTELLiVENT-ASV | ——— |
APRV | ——— |
NIV | NIV |
NIV-ST | ——— |
HiFlowO2 | ——— |
——— | Volume Support |
Bekijk je deze pagina op je mobiel? Draai deze dan in horizontale positie voor het beste resultaat.
| Hamilton | Maquet Servo-I |
Ademhalingsfrequentie | Freq | Adem. Freq |
Pressure Control niveau | Pcontrol | PC boven PEEP |
Pressure Support niveau | Psupp | PS boven PEEP |
Teugvolume | Vt | Teugvolume |
PEEP | PEEP/CPAP | PEEP |
FiO2 | Zuurstof | O2 conc. |
Rise time | Pramp | T insp. Stijg |
I:E ratio | I:E | I:E |
Pauzetijd | Pauze | T pauze |
Sturing/Cycling | ETS | Eind insp. Cyclus |
Bekijk je deze pagina op je mobiel? Draai deze dan in horizontale positie voor het beste resultaat.
| Benaming | Beschrijving |
Piekdruk | Ppeak | Piekluchtwegdruk. De hoogste druk tijdens de vorige ademcyclus. Deze wordt beïnvloed door de luchtwegdruk en compliantie. Kan als maat voor de weerstand gebruikt worden in combinatie met de plateaudruk. |
Plateaudruk | Pplateau | Eind-inspiratie druk. De gemeten druk aan het eind van de inspiratie wanneer de flow nul of dichtbij nul is. Wordt gebruikt als een ruwe weergave van de alveolaire druk. |
Driving Pressure | ΔP | Berekende waarde die de verhouding van het slagvolume ten opzichte van de statische compliantie weergeeft. Het verschil tussen Pplateau en PEEPtotaal. |
Gemiddelde luchtwegdruk | Pmean | De gemiddelde luchtwegdruk tijdens de ademhalingscyclus. |
Inspiratiedruk | Pinsp | De automatisch berekende druk die tijdens de inspiratie wordt gebruikt. |
Eind tidal CO2 | PetCO2 | De maximale partiele druk van CO2 die wordt uitgeademd tijdens een ademhaling (net voor de start van de inspiratie). Dit biedt een index van de partiele CO2 druk in het arteriële bloed (paCO2) onder bepaalde omstandigheden (met uitzondering van bijvoorbeeld pulmonale embolie) |
Positieve eind expiratoire druk | PEEP/CPAP | De luchtwegdruk aan het einde van de uitademing. De gemeten PEEP/SPAP kan licht afwijken van de ingestelde PEEP/CPAP, met name bij spontaan ademende patiënten. |
Intrinsieke PEEP | AutoPEEP | Verschil tussen ingestelde PEEP en berekende totale PEEP. |
Inspiratoire piek flow | Insp. Flow | Inspiratoire piek flow gemeten bij elke ademcyclus. |
| Exp. Flow | Piekexpiratieflow |
Inspiratoir teugvolume | VTi | Het volume dat de patiënt wordt toegediend, bepaald op basis van flowsensormetingen. |
Expiratoir teugvolume | Vte | Het door de patiënt uitgeademde slagvolume, bepaald op basis van flowsensormetingen. |
Spontaan expiratoir teugvolume | VTEspont | Het door de patiënt uitgeademde volume. |
Expiratoir minuut volume | ExpMinVol | Expiratie minuutvolume. Gemiddelde van het gemeten expiratoire volume per minuut. |
Spontaan minuut volume | Mvspont | Het gemiddelde van het gemeten expiratoire volume van spontane ademhalingen per minuut over de laatste 8 ademteugen. |
Totale ademhalingsfrequentie | fTotaal | Het gemiddelde van de totale ademhalingsfrequentie van de patiënt van de laatste 8 ademteugen, zowel spontaan als mechanisch. De Ftotaal kan dus hoger liggen dan de ingestelde ademhalingsfrequentie. |
Mechanische ademhalingsfrequentie | fControl | Het gemiddelde van het aantal machinaal aangevoerde ademhalingen per minuut (over de laatste 8 ademteugen). |
Spontane ademhalingsfrequentie | fSpont | Het gemiddelde van het aantal spontaan aangevoerde ademhalingen per minuut (over de laatste 8 ademteugen). |
Inspiratietijd | TI | Gecontroleerde modus: Ondersteunende modus: |
Expiratietijd | TE | Gecontroleerde modus: De expiratietijd vanaf de start van de uitademing, zoals voorgeschreven door de ETS instelling, totdat de patiënt de volgende teug triggert. |
Inspiratie:Expiratie verhouding | I:E | Verhouding tussen de inspiratoire en expiratoire tijd voor iedere ademhalingscyclus. |
Ideaal lichaamsgewicht | IBW | Ideal bodyweight. |
Weerstand van inspiratieflow. | Rinsp | Weerstand van inspiratieflow die wordt veroorzaakt door de endotracheale tube en luchtwegen van de patiënt tijdens de inspiratie. |
Statische compliantie | Cstat | Statische compliantie van het ademhalingssysteem, inclusief compliantie van long en thoraxwand. |
Het percentage lekkage | Vleak & MVLeak | Het percentage lekkage tussen de patiënt en de flowsensor. |
FiO2 | Zuurstof | Het percentage zuurstof |
Expiratie tijdconstante | RCexp | Expiratietijdsconstante. De snelheid waarmee de longen leegraken. De RCexp wordt berekend als de verhouding tussen Vte en flow bij 75% van de Vte. |
P0.1 | P0.1 | Luchtwegocclusiedruk. De drukdaling gedurende de eerste 100 milliseconden als een ademhaling wordt getriggerd. P0.1 duidt op de ademhalingsdrive en inspanningen van de patiënt. |
Snelle oppervlakkige ademhalingsindex | RSB | Rapid Shallow Breathingindex. De totale ademhalingsfrequentie (fTotaal) gedeeld door het uitgeademde teugvolume (Vte). De RSB is hoog bij patiënten met dyspnoe. |